Balkenbrij, zure zult, bloedworst: mijn ouders waren er vroeger dol op. Mijn zusje en ik roken dan vol afgrijzen hoe het huis zich vulde met een weeïge, zoete lucht. Ik ben nooit bekeerd tot het eten van deze lekkernijen. En mijn man kende ze niet van vroeger.
Maar inmiddels zijn wij Herenboeren en voelen wij ons moreel verplicht om erover na te denken wat er gebeurt met de rest van het varken en de koe als de varkenshazen en de biefstukken op zijn. Wij hebben al eens een varkenstong in de erwtensoep verwerkt, maar daar blijft het wel bij. Daarom vonden we het een fantastisch initiatief van Ivan en Jan dat zij een workshop balkenbrij wilden organiseren.
Op 17 mei traden we met een select gezelschap aan in het gezellige cafe van Toine en Monic. Jan had het voorbereidende werk al voor ons gedaan, zodat ons uitgangspunt niet meer de hele organen (van eigen dieren uiteraard) waren, maar een bak bloederige doch onherkenbare vleesjes. Terwijl die kookten troffen we de andere voorbereidingen: rommelkruid en nitrietzout afwegen, meel zeven, meel en bouillon mengen en vlees malen. Intussen was er volop ruimte voor een praatje en een drankje. Zo leerden we niet alleen over het maakproces van balkenbrij, maar leerden we elkaar ook weer wat beter kennen. En leerden we dat Budels een heerlijke donkere malt maakt.
Toen al het meng-, roer- en maalwerk van de onderdelen klaar was, begon het echte werk: het in elkaar draaien van de balkenbrij zelf. Jan en Ivan hadden al gewaarschuwd dat dat een flinke workout zou opleveren en hadden daarmee niets teveel gezegd. Toen alle ingrediënten bij elkaar gegoten waren in een aantal grote pannen moesten we elkaar afwisselen bij het roeren. Dat moest met twee man tegelijk: de een hield dan de pan vast terwijl de andere met twee handen uit alle macht roerde. Balkenbrij is immers geen soepje, maar, zoals het woord al zegt, een brij. De boel werd bovendien in rap tempo dikker in de pannen. Toen er echt niet meer doorheen te komen was, stortten we het geheel in bakblikken. Die namen we mee naar huis, want je kunt balkenbrij pas eten als het helemaal gestold is en dat duurt wel een nachtje.
Om ons toch te kunnen laten proeven, hadden Jan en Ivan wat zelfgemaakte plakken balkenbrij voor ons meegenomen. Die bakten ze voor ons op, waarna we ze met stroop of chutney naar keuze opaten. Bij sommigen riep dat ontroering op: herinneringen aan lang vervlogen tijden. En bij mij? Tja, het is orgaanvlees. En bij mij gaat het met orgaanvlees altijd als volgt:
De eerste hap vind ik lekker.
De tweede hap heb ik het gevoel dat ik al heel vol zit.
De derde hap kan ik maar moeilijk meer doorslikken.
Ik ben dit keer verder dan drie happen gekomen, maar ik ben nog steeds niet bekeerd. De oplossing voor het slachtafval is voor mij toch zo weinig mogelijk slachten (en dus vlees eten), en af en toe een exotisch ingrediënt in de soep.
Heel veel anderen hebben heerlijk zitten smikkelen, dus voor een ander kan het heel anders liggen. De geïnteresseerde lezer kan een hapje balkenbrij proeven op Stapelen op 7 juni. En of je het eindresultaat nou wel of niet lekker vindt: een workshop van Jan en Ivan kan ik iedereen aanraden. Ik heb een geweldige avond gehad en veel geleerd.